Hij weet dat zijn teksten korter en effectiever kunnen, maar hoe dan? Want hij wil graag “alle puzzelstukjes en nuances erin”. Waarom? “Zodat die ander een integer besluit kan nemen.” Die ander kan een directeur of een minister zijn. De ontvanger. De lezer.
“Volledig willen zijn”. Ik hoor het vaak van beleidsmedewerkers. Ik snap het. Je hebt je kennis en expertise. Je weet wat er aan de hand is op jouw beleidsterrein. Je wilt je minister of directeur goede informatie geven. Maar wat moet die ander weten?
Of, zoals hij verzucht: “Wat is nuttig en wat is te veel?”
We praten door. Ik vraag door. Hij geeft antwoord. We komen ergens. Door te praten over wat je nu eigenlijk wilt zeggen tegen je lezer. Stel dat die tegenover je zou zitten. Die minister of directeur.
Wat blijkt?
Wat hij écht wil zeggen, is verstopt geraakt. Achteraan, tussen twee zinnen in. Omdat hij compleet wilde zijn. Omdat hij denkt dat hij álle mogelijkheden moet aanbieden. Als gelijkwaardige opties. Terwijl hij kan onderbouwen dat de ene optie echt veel beter is dan de ander. Dát is het punt dat hij eigenlijk wil maken.
Oké. Dan gaan we daarmee beginnen.
Het allerbelangrijkste bovenaan. En dat vervolgens toelichten en kort onderbouwen. En alle achtergrondkennis in een bijlage. De andere opties komen nog steeds voorbij, maar krijgen nu minder aandacht. Het zijn alternatieven.
Zo ontstaat een tekst die staat als een huis. Hiermee kan hij achter zijn eigen kennis staan. En hij geeft zijn bewindspersoon de relevante informatie. En het is begrijpelijk geschreven.
Wat een fijn traject was dit!